
Jurisprudentie
AU5308
Datum uitspraak2005-10-13
Datum gepubliceerd2005-11-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers05/1432 VEROR
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-11-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers05/1432 VEROR
Statusgepubliceerd
Indicatie
Aan [vergunninghouder] is vergunning verleend voor het exploiteren van het horecabedrijf [bedrijf] te [plaats] gedurende langere openingstijden dan in de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Groenlo is bepaald.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Reg.nr.: 0511432 VEROR
UITSPRAAK
op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoeker 1], h.o.d.n. [handelsnaam horeca 1],
[verzoeker 2], h.o.d.n. [handelsnaam horeca 2],
verzoekers,
en
de burgemeester van de gemeente Groenlo, verweerder.
Alsmede [vergunninghouder], derde partij.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 1 juli 2005 waarbij verweerder aan [vergunninghouder] vergunning is verleend voor het exploiteren van het horecabedrijf [bedrijf] te [plaats] gedurende langere openingstijden dan in de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Groenlo is bepaald.
2. Procesverloop
Bij brieven van 8 juli 2005 en 15 juli 2005 hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 juli 2005. Namens verzoekers heeft mr. R. Van Eck, advocaat te Groenlo, bij brief van 8 september 2005 de gronden van het bezwaar aangevuld.
Bij brief ingekomen op 12 augustus 2005 hebben verzoekers verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 oktober 2005, waar verzoekers in persoon zijn verschenen bijgestaan door mr. van Eck. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Bomers en H. Schuthof. De derde partij is in persoon aanwezig.
3. Motiverinq
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Afdeling 3 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) van de gemeente Groenlo heeft betrekking op "Toezicht op openbare inrichtingen". In paragraaf 1 van die afdeling is het "toezicht op horecabedrijven" geregeld.
Ingevolge artikel 2.3.1.2 van de Apv is het verboden zonder vergunning van de
burgemeester een horecabedrijf te exploiteren.
In artikel 2.3.1.4 van de Apv is omtrent de "Sluitingstijden van horecabedrijven" het volgende bepaald:
1. Het is de houder van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
a. op maandag tot en met vrijdag tussen 1:00 uur en 6:00 uur;
b. op zaterdag en zondag tussen 2:00 uur en 6:00 uur;
c. tijdens kermissen in de desbetreffende kern tussen 1:00 uur en 6:00 uur.
2. De burgemeester is bevoegd om in bijzondere gevallen ontheffing te verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.
3. De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of daartoe behorend terras.
4. De burgemeester kan bepalen dat het gestelde in lid 1 van dit artikel niet van toepassing is op een of meer door hem bij besluit aan te wijzen gedeelten van de gemeente. De burgemeester kan aan het besluit voorschriften verbinden.
5. Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
Bij besluit van 17 maart 2005 heeft verweerder de sluitingstijden als bedoeld in artikel 2.3.1.4 eerste lid van de Apv voor het gebied dat tot 1 januari 2005 tot de gemeente Groenlo behoorde als volgt vastgesteld:
1. Het is de houder van een inrichting verboden deze voor bezoekers open te hebben of bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
a. van 03:30 uur tot 06:00 uur op zondag;
b. van 01 :00 uur tot 06:00 uur op maandag, behoudens het bepaalde onder d;
c. van 02:00 uur tot 06:00 uur op alle andere dagen van de week;
d. van 02:00 uur tot 06:00 uur op de maandagen waarop carnaval, meimarkt, of kermis wordt gevierd alsmede op de maandagen waarop 2e Paasdag, 2e Pinksterdag of 2e Kerstdag valt;
e. Van 01 :00 uur tot 06:00 uur op aswoensdag.
2. Bij het bepaalde in lid 1 onder a is voorts van toepassing:
a. na 02:00 uur is het niet meer toegestaan bezoekers toe te laten in een horeca-inrichting;
b. vanaf 02:45 uur is het niet meer toegestaan te tappen dan wel anderszins alcoholhoudende dranken te verstrekken;
c. het is niet toegestaan een horeca-inrichting geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven van 03:30 uur tot 06:00 uur.
In geschil is het aan de - aan de derde partij verleende - exploitatievergunning verbonden voorschrift:
de sluitingstijden voor [gelegenheid] gelden als volgt:
a. maandag tot en met vrijdag: 02:00 uur tot 06:00 uur;
b. zaterdag 03:30 tot 06:00 uur;
c. zondag: 05:00 uur tot 7.30;
op zaterdag en zondag is het niet toegestaan na 02:00 uur bezoekers toe te laten;
op zaterdag na 02:45 uur en op zondag na 04:00 uur is het niet meer toegestaan alcoholhoudende dranken te verstrekken.
Verzoekers menen dat verweerder niet bevoegd is bij de exploitatieverordening de openingstijden van [gelegenheid] nader vast te stellen en voeren daartoe aan dat [gelegenheid] een milieuvergunningplichtige inrichting is, dat in de aan [gelegenheid] verleende milieuvergunning de openingstijden van de inrichting geregeld zijn en dat slechts in geval van verstoring van de openbare orde de openingstijden van [gelegenheid] kunnen worden aangepast.
Verweerder heeft aan de in het geding zijnde vergunning de bevoegdheid van artikel 2.3.1.4, derde lid van de Apv ten grondslag gelegd en er op gewezen dat er geen aanwijzingen zijn dat de ruimere openingstijden zullen leiden tot verstoring van de openbare orde en dat juist in het belang van de openbare orde in de exploitatievergunning beperkingen zijn opgenomen omtrent de uiterste toelatingstijd van bezoekers en verzoeken om ruimere openingstijden van de andere horeca-exploitanten (waaronder dat van [verzoeker 2]) worden afgewezen.
Gebleken is dat op 8 december 1987 aan [bedrijf] B.V. een hinderwetvergunning is afgegeven voor het oprichten en in werking treden van een horecabedrijf met zalen en een discotheekkelder aan de [adres] te [plaats].
Ingevolge artikel 9 van de vergunningvoorschriften is het de vergunninghouder verboden de inrichting voor publiek geopend te hebben of daarin publiek toe te laten of te laten verblijven
a. van 2:00 uur tot 6;00 uur op zaterdag en zondag
b. van 01 :00 uur tot 06:00 uur op alle andere dagen van de week van 02:00 uur tot 06:00 uur op de maandagen en dinsdagen van de week van 02:00 uur tot 06:00 uur op de maandagen waarop 2e paasdag of 2e pinksterdag valt van 02.00 uur tot 06:00 uur op 26 december
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kunnen verzoekers worden gevolgd in hun standpunt. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat ingevolge artikel 121 van de Gemeentewet de bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen beperkt is tot die onderwerpen waarin niet is voorzien door een hoger regeling. Het moet daarbij gaan om dezelfde materie waarbij aan de hogere en lagere regeling hetzelfde motief ten grondslag ligt.
De Wet milieubeheer beoogt een uitputtende regeling te geven ter voorkoming of beperking van alle nadelige gevolgen voor het milieu door het inwerking zijn van krachtens die wet aangewezen inrichtingen. De gemeenteraad is derhalve niet bevoegd aanvullend via de Apv regels te geven die gevaar voor schade of hinder tegengaan dat wordt veroorzaakt door een inrichting die vergunningplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer.
Niet gebleken is dat verweerder met het voorschrift verbonden aan het bestreden besluit een ander doel had dan het beperken van hinder. De voorzieningenrechter wijst er op dat gesteld noch gebleken is dat er voorafgaand aan het bestreden besluit sprake was van verstoring van de openbare orde of van het woon en leefklimaat als gevolg van de krachtens de hinderwetvergunning voor [gelegenheid] geldende openingstijden en dat door de derde partij ter zitting is verklaard dat hij om bedrijfseconomische redenen heeft verzocht om ruimere openingstijden. Gelet daarop is het naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk dat verweerder met het bestreden besluit niet bedoeld heeft de overigens in de Apv geregelde belangen namelijk de openbare orde of het woon en leefklimaat te regelen.
Gelet op het vorenoverwogene zal het bestreden besluit in een bodemprocedure naar verwachting geen stand houden. Zijdens verzoekers is voldoende aannemelijk gemaakt dat een verruimde openstelling van [gelegenheid] voor hen aanzienlijke financiele consequenties heeft. Onder die omstandigheden bestaat er aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening als onder 4 vermeld.
In het vorenoverwogene wordt aanleiding gezien verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek hebben moeten maken.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt ter zake van verleende rechtsbijstand 2 punten toegekend, waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd.
4. Beslissinq
De voorzieningenrechter van de rechtbank,
recht doende:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de gemeente Groenlo het gestorte griffiegeld ad. €138,- aan verzoekers vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van E 644,- ter zake van verleende rechtsbijstand, te betalen door de gemeente Groenlo.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op: 13 oktober 2005